Zijn naam betekent ‘knap’ in het Syrisch. Op zijn nek zit een klein litteken, met eronder nog de scherf van de bom die hem raakte. Als hij over Rotterdam praat, verdwijnt de grote glimlach niet meer van zijn gezicht. Wasim (31) vluchtte uit Syrië en woont sinds oktober 2015 in Rotterdam-Noord. ‘Ze zeiden tegen me: ‘Voor Rotterdam moet je sterk zijn.’ Ik was bang. Nu voel ik me thuis.’

Blij-wonen-Wasim-Rotterdam-Bleiswijkstraat-web-9834

‘Ik woon hier nog niet zo lang,’ waarschuwt Wasim als we binnenkomen in zijn kleine woning aan de Bleiswijkstraat. Het appartement is bescheiden ingericht en oogt netjes. In de woonkamer staat een boekenkast, bank met een klein tafeltje voor de thee en koekjes, en een smalle eettafel met vier stoelen. En dan is er natuurlijk de keuken, in dezelfde ruimte. Wasim: ‘Dat vind ik zo gek, maar in Nederland is dat heel normaal, toch?’

Blij-wonen-Wasim-Rotterdam-Bleiswijkstraat-web-9763

Van Amsterdam via Breda naar Rotterdam

Wasim kwam in 2014 na een zware reis aan in Nederland, zonder familie of vrienden. In Amsterdam ging hij op zoek naar het Rode Kruis. Een politieagente sprak hem aan. Hij schrok – zijn beeld van politieagenten was, door ervaringen in eigen land en de landen waar hij doorheen trok, niet bepaald positief. ‘Waarom ben je zo bang?’ vroeg de agente. ‘Ik ga je helpen.’

“Ik wilde naar een stad met een universiteit”

Negen maanden woonde hij in het AZC in Breda, de Koepel, de voormalige gevangenis die wordt gebruikt om asielzoekers op te vangen. ‘Breda is mooi,’ vindt Wasim. ‘Oud en romantisch. Ik wilde helemaal niet naar Rotterdam.’ Hoe hij daar toch belandde? In het AZC vroegen ze waar hij wilde wonen. ‘Ik voelde me verdwaald in Nederland, kende niets. Ik zei: ik wil naar een stad met een hbo of universiteit.’ Hij kreeg zijn huidige woning in Rotterdam toegewezen.

Blij-wonen-Wasim-Rotterdam-Bleiswijkstraat-web-9785

Hij duikt in de met papieren en schoolboeken gevulde boekenkast. Een boekje komt tevoorschijn, het ABC van Rotterdam. ‘Denk je dat het verstandig is om dit te leren?’ vraagt hij bloedserieus. Wij schieten in de lach. Met zijn motivatie en positieve houding lijkt hij er absoluut toe in staat. Vooralsnog is er geen spoor van een Rotterdams accent in zijn Nederlands te horen. Hij loopt naar het kastje boven het aanrecht, waar hij een sticker met tekst op heeft geplakt. ‘Ik kan het maar niet onthouden, dat woord.’ Inventaris, staat er.

Leren fietsen

De eerste weken verkende hij de stad lopend. ‘In Syrië had je veel barrières, van het leger of van IS. Ik was zo gelukkig dat ik ver kon lopen zonder zoiets tegen te komen.’ Tot hij leerde fietsen. Nu fietst hij graag naar het Vroesenpark, de plek in Rotterdam waar hij het liefst zou wonen, in een huis met een balkon dat uitzicht biedt op het park. En zou hij iets mogen verbeteren aan Rotterdam, dan voegde hij nog een paar parken toe.

Tussen de schoolboeken spotten we ook een Donald Duck (rechts).

Wie het eerst lacht…

‘Veel mensen zeiden tegen me dat het gevaarlijk is in Rotterdam, dat je sterk moet zijn om hier te wonen. Waarom?’ vraagt hij zich nu af. Iets naars heeft hij hier nog niet meegemaakt. Het hele interview lang straalt hij als hij over Nederland en vooral Rotterdam praat. ‘Het gedeelte bij station Blaak vind ik erg mooi, de Markthal en de Kubuswoningen. Ik ben ook één keer op de Euromast geweest. Dat uitzicht, echt heerlijk.’ Hij vertelt over twee vrienden die in Amsterdam en Den Haag zijn geplaatst. ‘Ze kwamen een keer langs en we zijn gaan wandelen. Ze vonden Rotterdam mooier, schoner en beter. Nu zijn ze jaloers. In Syrië hebben we een spreekwoord: wie het eerst lacht, lacht aan het eind niet meer.’

Blij-wonen-Wasim-Rotterdam-Bleiswijkstraat-web-9757

‘Je hebt hier zoveel culturen: Chinees, Surinaams, Turks. Ik vind het leuk dat je zoveel eten kunt proberen. Maar geen Chinees, dat durf ik niet. Zij eten echt alles.’ Hij zet koekjes voor ons op tafel. ‘Deze vind ik zo lekker,’ hij wijst op de kokoskransen. Of hij ook al stroopwafels heeft geproefd, vragen we hem. Hij lacht. ‘Ik heb ze een keer bij Stroop gegeten, vers uit het wafelijzer. De beste koekjes tot nu toe.’

“De Zwart Janstraat herinnert me aan een straat in Aleppo”

We vragen hem naar de plekken die hem aan Syrië doen denken. ‘Mijn school, waar ik Nederlandse les krijg, zit in de Zwart Janstraat. Die straat herinnert me aan een straat in Aleppo. Hetzelfde soort winkels, de vrouwen die er kleding kopen. Die straat in Aleppo is nu verwoest.’ Een andere plek: ‘Eén keer zag ik de naam van mijn stad, Aleppo, in Arabische letters op het raam staan. De winkel was dicht. Mijn hart,’ hij maakt een gebaar van kloppen. ‘Het voelde alsof ik door Aleppo liep. Ik heb geprobeerd de winkel later nog te zoeken. Maar ik kon ‘m niet terugvinden.’

Ook in zijn huis vind je Syrië terug: ‘Ik liep altijd graag op mijn blote voeten door het huis. Toen heeft mijn moeder een tapijt voor me gekocht. Daarom heb ik er hier ook een neergelegd.’ Hetzelfde geldt voor de zonnebloem aan de muur. ‘Het lijkt op een schilderij dat ik vroeger had.’

Watermanagement studeren

‘Ik ben geboren in Homs, daarna woonde ik in Aleppo. Behalve tijdens mijn studie en twee jaar verplichte militaire training. Dat was in Damascus. Ik ben tien jaar lang docent Techniek geweest, voor kinderen van 12 tot 15 jaar.’ Lachend: ‘Ik houd niet van techniek en niet van kinderen.’ Nu wil hij verder studeren, als hij zijn diploma Nederlands heeft gehaald. ‘Ik wil Watermanagement studeren, aan de Hogeschool Rotterdam. In Nederland weten ze zoveel van water. Zelfs Chinese en Japanse mensen vragen Nederland vanwege die ervaring.’

Blij-wonen-Wasim-Rotterdam-Bleiswijkstraat-web-9804
Wasim legt uit waarom hij moest vluchten, maar om zijn familieleden in Syrië te beschermen wil hij niet dat de reden in dit verhaal komt te staan. Twee broers vluchtten later ook, ze wonen nu in België. ‘Zij zijn safe.’ Zijn zus woont met haar gezin in Turkije, zijn ouders en oudste broer zijn nog in Aleppo. ‘Mijn broer heeft een kindje van vier waar ik heel veel van houd. Ik mis ze en heb elke dag via internet contact met mijn familie. Soms hebben ze geen verbinding daar. Als ik dan later weer van ze hoor, ben ik zo blij.’

“Ik ben 31, maar eigenlijk ben ik hier 1 jaar”

‘Ik voel me alsof ik opnieuw geboren ben in dit land. Ik spreek de taal nog niet goed en ken de stad nog niet goed. Soms zoek ik dingen in de supermarkt, maar ik kan het niet lezen. Dan staan er ingrediënten op waarvan ik denk: wat is dat? Ik ben 31 jaar, maar eigenlijk ben ik hier 1 jaar. Ik weet niets over Nederland.’

Ondanks zijn vlucht uit Syrië en het gemis van zijn familie, is hij vooral opvallend positief en kijkt hij ook zo naar de toekomst. ‘Toen ik hier net woonde kende ik niemand, had ik geen plannen voor de dag. Nu heb ik bijna altijd wel iets te doen. Ik sta ’s ochtends op en kijk eerst naar buiten.’ Zijn woning biedt uitzicht over de torens van de Delftsche Poort. ‘Dan denk ik: Rotterdam is mooi.’